Gastcolumn Arianne Verhagen: Fysiotherapy; fit for the future

Een nieuwe editie in de rubriek “Gastcolumn”. Periodiek vraagt Scientia Fundus een gepromoveerd onderzoeker (met als werkgebied fysiotherapiewetenschap) een gastcolumn te schrijven voor haar leden. Dit keer de beurt aan Arianne Verhagen PhD. Zij is werkzaam als associate professor en klinisch epidemioloog in het Erasmus MC.

Ik wil het met u graag hebben over de fysiotherapie van de toekomst. Zijn we klaar om onze positie in te nemen in een wereld waarin de contouren van de zorg, en van zorg professionals, opnieuw worden vormgegeven? In een wereld waarin niet de verschillende beroepen centraal staan, maar de (zorg)vraag van de patiënt; zijn we daar klaar voor? Volgens mij wel, maar het is misschien goed om enige introspectie te verrichten en mogelijk enkele keuzes te maken.

Functioneren centraal

In de visie van de commissie “Innovatie zorgberoepen’, ook wel de commissie Kaljouw genoemd, die de minister van gezondheidszorg heeft geadviseerd over een toekomstgerichte beroepenstructuur en hun opleidingen voor de gezondheidszorg in Nederland, staat het functioneren van mensen centraal.[1] De commissie heeft als uitgangspunt dat de gezondheidszorg een bijdrage dient te leveren aan het bevorderen van het dagelijks functioneren van mensen/patiënten. Men ziet dat in de toekomst mensen langer gaan leven en dat met het toenemen van de leeftijd het aantal (chronische) klachten toenemen. Ook het aantal ouderen zal sterk groeien. Daarnaast stelt men ook vast dat meer dan de helft van de volwassen bevolking meerdere chronische aandoeningen heeft, waarbij aandoeningen van het bewegingsapparaat prominent zijn.

Volgens de commissie moeten de zorgprofessionals in de toekomst dan ook handelen vanuit de vraag ‘Wat is nodig om het functioneren van de persoon/patiënt te herstellen, respectievelijk te bevorderen’. Laat dat nu ook de ‘core business’ zijn van fysiotherapeuten. De fysiotherapeut is bij uitstek de deskundige wat betreft het bewegend functioneren van de mens. Verder zijn fysiotherapeuten uitstekend opgeleid om hun kennis toe te spitsen op de vragen, wensen en mogelijkheden van de individuele patiënt. Kortom, voor de toekomst staan de fysiotherapeuten in de voorste gelederen wat betreft nieuwe ontwikkelingen (en schuivende panelen) in het zorglandschap. In die toekomst zal de fysiotherapeut binnen multidisciplinaire, goed samenwerkende teams gaan functioneren. Kunnen we dat, of hebben we daarvoor nog iets nodig?

Zelfbewustzijn

Goed kunnen samenwerken in multidisciplinaire teams, met artsen, specialisten en paramedici betekent het dat de fysiotherapeut een zelfbewuste professional is die goed weet wat hij/zij kan, maar zeker ook wat men niet kan, of waar men iemand anders’ expertise goed kan gebruiken. Ik zie daarin grote verschillen tussen Nederlandse fysiotherapeuten en Engelse of Australische fysiotherapeuten. In Engeland heb ik bijvoorbeeld gezien dat fysiotherapeuten en huisartsen gezamenlijk optrekken in de eerstelijns zorg van patiënten met klachten aan het bewegingsapparaat. Er worden gezamenlijk plannen ontwikkeld voor een verbetering van bijvoorbeeld de zorg van artrose patiënten en patiënten met chronische lage rugklachten. Klinische vragen/problemen worden gezamenlijk omgezet in onderzoekbare vragen en uiteindelijk in wetenschappelijk onderzoek. In Australië ben ik kort betrokken geweest bij een onderzoeksproject naar het in kaart brengen van het ‘fetal alcohol syndrome’ bij kinderen in een Aboriginal gemeenschap. Kinderen van 11-12 jaar werden onderzocht door een kinderarts, een psycholoog, een logopedist, een fysiotherapeut en een orthopedagoog. Alle kinderen werden na het testen uitgebreid besproken in het team en het viel me op met hoeveel zelfbewustzijn de fysiotherapeut deelnam aan het overleg. Zowel in Engeland als in Australië blijkt het heel belangrijk in de samenwerking dat iedereen dezelfde taal sprak en met dezelfde academische blik (academisch werk- en denkniveau) naar de patiënten en de problematiek keek. Ik denk dat dit vooral mogelijk was doordat fysiotherapie, net als huisartsgeneeskunde, psychologie  of kindergeneeskunde in de Angelsaksische landen een academische opleiding is. In Nederland is de opleiding door een toevallige speling van het lot zo’n 150 jaar geleden geen academische opleiding geworden (in tegenstelling tot orthopedie, wat indertijd nog een vergelijkbaar beroep was als de heilgymnast/masseur).[2] Op het HBO (hoger beroepsonderwijs) worden in Nederland fysiotherapeuten opgeleid tot prima professionals die internationaal hoog staan aangeschreven wat betreft vakkennis en -bekwaamheid. Hoe goed docenten op het HBO ook hun best doen met wetenschappelijk onderwijs, toch is het lastig om in die situatie studenten een academisch werk- en denkniveau mee te geven. Om die reden denk ik dat het voor de toekomst essentieel is dat de opleiding fysiotherapie, inclusief de bachelor fase, een academische opleiding wordt. Dit graag stevig ingebed in de huidige universiteiten met (verplichte) vakken als statistiek en wetenschapsfilosofie. Dit geeft de fysiotherapeuten de skills die voor de toekomst essentieel zijn voor een zelfbewuste samenwerking in multidisciplinaire teams.

Wetenschappelijk onderzoek

Nederlandse fysiotherapeuten, bewegingswetenschappers en epidemiologen dragen al jaren stevig bij aan kwalitatief zeer goed wetenschappelijk onderzoek bij patiënten met klachten aan het bewegingsapparaat. Veel van dit wetenschappelijk onderzoek ligt ten grondslag aan aanbevelingen in de KNGF-richtlijnen. Toch wordt er door veel fysiotherapeuten een kloof ervaren tussen het wetenschappelijk onderzoek en de dagelijkse praktijk. Aan een kloof zitten twee kanten. De ene kant komt, mijns inziens, doordat de gemiddelde fysiotherapeut in Nederland geen wetenschappelijke opleiding heeft en niet goed in staat is te snappen wat precies de wetenschappelijke mores is en welke kansen en beperkingen wetenschappelijk onderzoek heeft. Aan de andere kant vergeten de wetenschappers dit wel eens als ze presentaties geven over hun onderzoek en de resultaten. Dan worden wetenschappelijke resultaten gepresenteerd met veel aplomb, zonder veel uitleg en empathie voor wat dit betekent voor de dagelijkse praktijk.

De huidige financiering van de zorg betekent dat fysiotherapeuten eigenlijk op ‘stukloon’ werken en dat patiënten de fysiotherapeut vooral kiezen als behandelaar van zijn/haar probleem. Dit kan strijdig zijn met de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Fysiotherapeuten kunnen bijvoorbeeld patiënten aantrekken door het aanbieden van nieuwe interventies zoals bijvoorbeeld shock wave, kinesiotaping of cupping. Veel van deze interventies komen de praktijk in zonder dat er enig wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit. Als na enkele jaren blijkt uit onderzoek dat die interventies niet echt effectief zijn, zou het goed zijn als fysiotherapeuten stoppen met deze interventies, ook al is het populair bij patiënten. Dit is niet altijd makkelijk en dat blijkt ook wel uit de weerstand die een beweging als ‘verstandig kiezen’ (Choosing wisely) oproept. In deze beweging gaat men er vanuit dat artsen (en fysiotherapeuten) samen, op basis van evidence based  aanbevelingen met patiënten het gesprek aangaan, voordat ze tot behandeling overgaan. Dit betekent ook dat er duidelijk wordt besproken welke behandelingen niet meer moeten worden gegeven.

Kortom, een brede kennis bij fysiotherapeuten over het aanwezige wetenschappelijk onderzoek wat betreft het bewegend functioneren, samen met een academisch werk- en denkniveau zorgt voor de zelfbewuste professional van de toekomst. Dit is essentieel voor een waardevolle bijdrage binnen een multidisciplinaire team van de toekomst dat zich richt op de vraag van de toekomst: ‘Wat is nodig om het functioneren van de persoon/patiënt te herstellen, respectievelijk te bevorderen?’. We staan als professionals in een perfecte uitgangspositie, nu komt het aan op ‘gewoon doen’!

Referenties

  1. Kaljouw M, van Vliet K. Naar nieuwe zorg en zorgberoepen; de contouren. Rijksoverheid.nl 2015
  2. ThJA Terlouw. Geschiedenis van de fysiotherapie gezien door andere ogen : bijdragen tot de geschiedenis van de fysiotherapie in de negentiende en twintigste eeuw geschreven door Nederlandse en buitenlandse onderzoekers. Amsterdam. Aksant 2004.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *