Fysiotherapiewetenschapper promoveert in Australië

Door: Alexander TM van de Water  

De opleiding Gezondheidswetenschappen met afstudeerrichting Fysiotherapiewetenschap gaf mij het inzicht in wat wetenschappelijk onderzoek binnen de Fysiotherapie inhoud, en bood (in)direct de mogelijkheid om een promotietraject te starten in het buitenland. Om precies te zijn: aan La Trobe University in Melbourne, Australia.

Tijdens de Master FW (2007-2009) had ik al ervaring op mogen doen met het opzetten en uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek in het buitenland (University College Dublin, Ireland) en met het publiceren van mijn onderzoeksprojecten in internationale tijdschriften. Ik was toen al een mooie, buitenlandse uitdaging aangegaan, en kwam met zwaar Iers accent terug naar Nederland om mijn eindpresentatie te verzorgen. Weer in Nederland en praktiserende in de particuliere praktijk, bleef onderzoek doen en het buitenland mij prikkelen. Ongeveer een jaar later ging ik een volgende uitdaging aan, en begon ik in maart 2010 als student in Melbourne mijn PhD onder begeleiding van Prof. dr. Nicholas Taylor.

De mogelijkheid om een PhD te doen aan La Trobe University kwam doordat er een ‘scholarship’ systeem is in Australia (net als andere anglosaxische landen) – niet voor niets ‘the new Land of Opportunities’. Doordat ik zelf mijn (later) promotor had benaderd met een onderzoeksidee dat gerelateerd was aan één van zijn onderzoeksinteresses (orthopedische revalidatie), adviseerde hij mij een aanvraag in te dienen voor o.a. de LTU Postgraduate Research Scholarship. Een aantal maanden later kreeg ik positief bericht over mijn aanvraag en stond de weg naar een promotie in Australia voor mij open. Dat ik deze scholarship – als buitenlander – had ‘gewonnen’ (zoals ze daar zeggen) samen met een andere scholarship die de hoge collegegelden dekten, wijd ik aan het feit dat ik onderzoeks- en buitenlandervaring had opgedaan op goed niveau tijdens mijn Master FW en doorzettingsvermogen.

Mijn PhD begon met het idee richting te willen geven aan conservatieve en post-operatieve revalidatie voor mensen die hun proximale humerus hebben gebroken. Hier was – en is – te weinig klinisch relevante wetenschappelijke informatie over; vaak doen we wat gebaseerd op (klinisch) gevoel (en soms beginnen we de revalidatie al te forcerend). Na een eerste literatuur review (1) en klinisch onderzoek (2) naar een goed meetinstrument dat we zouden kunnen gebruiken voor de verdere klinische onderzoeken, kon ik eigenlijk niet verder: een goed meetinstrument voor mensen met schouderproblemen en specifiek voor mensen met schouderfractuur bestond niet. Na enige overpeinzingen en goed overleg met mijn zeer betrokken promotor (ik had het erg getroffen met Nick Taylor), hebben we besloten mijn PhD ‘om te gooien’ en een meetinstrument te ontwikkelen met behulp van Rasch analyse zodat we dat instrument wel zouden kunnen gebruiken: de Shoulder Function Index (SFInX) (3, 4, 5).

De SFInX is een ‘clinician-observed outcome measure’ van activiteiten, wat betekent dat wij als fysiotherapeut de patiënt vragen activiteiten uit te voeren en deze uitvoering beoordelen. Activiteiten zoals de lage rug wassen, een voorwerp op een plank leggen, het dragen van een tas worden gevraagd om uit te voeren. Een meting kan simpelweg in enkele minuten tijdens een behandelsessie. We hebben dit meetinstrument ontwikkeld op basis van bestaande meetinstrumenten, literatuur en inbreng van patiënten en professionals die betrokken zijn bij de revalidatie van deze patiënten (4). Na het klinisch testen van de activiteiten heb ik vele analyses voor psychometrische eigenschappen kunnen doen, inclusief Rasch analyse (4, 5). Dit is een vorm van analyse aan de hand van een probalistisch logistisch model voor categorische data, het ‘Rasch model’ (6). Met deze vorm van analyse krijg je veel meer informatie over het construct dat je beoogt te meten (ook op item- én persoonsniveau) in vergelijking met andere types van analyse. Je ziet bijvoorbeeld hoe moeilijk de activiteiten ten opzichte van elkaar zijn, en hoe personen zich verhouden ten opzichte van elkaar en van de activiteiten (6). Het is tevens de enige mogelijkheid om een werkelijk interval-niveau meetinstrument vanuit categorische data te ontwikkelen of te testen en aan te passen wanneer nodig (de meeste vragenlijsten waarbij we simpelweg punten optellen zijn dit dus niet!) (6). Uit de analyses bleek ook dat de SFInX een goed meetinstrument is om het functioneren met de aangedane arm van een persoon na een schouderfractuur in kaart te brengen (4, 5). Beter dan andere meetinstrumenten, die op betrouwbaarheid, structuur en construct validiteit en responsiviteit minder bleken te scoren (2, 4, 5).

Aan het einde van mijn PhD was ik dus eigenlijk waar ik wilde beginnen: richting geven aan conservatieve en post-operatieve revalidatie voor mensen die hun proximale humerus hebben gebroken. Vervolgprojecten in deze patiëntengroep zijn daarom ook gaande. Inmiddels wordt de Nederlandstalige SFInX-NL gevalideerd in samenwerking met Saxion Hogeschool en het Medisch Spectrum Twente in een algemene populatie van mensen met limiterende schouderklachten, waaronder mensen met een frozen shoulder, rotator cuff problematiek of tijdens post-operatieve revalidatie. Daarnaast wordt de SFInX in andere talen vertaald. Implementatie van nieuwe meetinstrumenten is vaak langdurig en niet gemakkelijk. Het gebruik van de SFInX in de dagelijkse praktijk en als meetinstrument in wetenschappelijke onderzoeken moet dan ook nog verder gestimuleerd worden. Zoals ik tijdens mijn PhD van collega’s al hoorde: “na de promotie is er altijd (veel) werk te doen”. Maar… het geeft ook prachtige mogelijkheden op vele gebieden binnen (en buiten) de Fysiotherapie.

Publicaties:

Thesis via http://hdl.handle.net/1959.9/531678

  1. van de Water AT, Shields N, Taylor NF. Outcome measures in the management of proximal humeral fractures: a systematic review of their use and psychometric properties. J Shoulder Elbow Surg. 2011;20(2):333-43. doi: 10.1016/j.jse.2010.10.028
  2. van de Water AT, Shields N, Davidson M, Evans M, Taylor NF. Reliability and validity of shoulder function outcome measures in people with a proximal humeral fracture. Disabil Rehabil. 2014;36(13):1072-9. doi: 10.3109/09638288.2013.829529.
  3. https://sfinx.blogs.latrobe.edu.au/
  4. van de Water AT, Davidson M, Shields N, Evans MC, Taylor NF. The Shoulder Function Index (SFInX): a clinician-observed outcome measure for people with a proximal humeral fracture. BMC Musculoskelet Disord. 2015;16:31. doi: 10.1186/s12891-015-0481-x
  5. van de Water AT, Davidson M, Shields N, Evans MC, Taylor NF. The Shoulder Function Index (SFInX): evaluation of its measurement properties in people recovering from a proximal humeral fracture. BMC Musculoskelet Disord. 2016;17:295. doi: 10.1186/s12891-016-1138-0
  6. voor meer informatie, zie bijvoorbeeld:
  • Wright BD. Fundamental measurement for outcome evaluation. Physical Medicine and Rehabilitation 1997;11: 261-288 (ook beschikbaar via rasch.org/memo66.htm)
  • Bond TG, Fox CM. Applying the Rasch Model – Fundamental Measurement in the Human Sciences 2007 (2nd edn). New York: Routledge.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *