De master Fysiotherapiewetenschap: a life-changing experience – het verhaal van Ruud Leijendekkers Msc

In de nieuwe editie van de gastcolumn van de FW’er vertelt Ruud Leijendekkers MSc, fysiotherapeut, promovendus bij het Radboud universitair medisch centrum en winnaar van de Talma-Eykman scriptieprijs 2017 zijn verhaal en wat fysiotherapiewetenschap hem heeft gebracht.

In deze column geef ik een inkijkje in mijn prille maar bevlogen carrière als fysiotherapiewetenschapper. Naar aanleiding van het winnen van de Talma Eykman award 2017 voor de beste masterthesis van de opleiding klinische gezondheidswetenschappen (KGW) werd ik hiervoor door het bestuur van Scientia Fundus gevraagd.

Werkzaam als fysiotherapeut in het Radboudumc begon ik in 2013 aan de pre-master KGW. Ik had inmiddels 9 jaar ervaring als ziekenhuisfysiotherapeut op onder andere de klinische afdelingen orthopedie en traumatologie en binnen de poliklinische revalidatie van patiënten met een beenamputatie. Ondanks deze ervaring had ik het gevoel dat de zorg die ik leverde nog beter kon. Met het volgen van de (pre-)master KGW had ik primair als doel een betere fysiotherapeut te worden doordat ik in staat zou worden gesteld om mijn (klinische) ervaring beter te combineren met de laatste evidentie.

Met veel enthousiasme begon ik aan de pre-master. We waren een gezellige en gemotiveerde groep, wat inspirerend voor mij werkte. In het eerste semester van de pre-master moest er als individuele opdracht een case report geschreven worden. Ik koos ervoor om één van mijn patiënten binnen het Radboud Amputatie Team te volgen. Het betrof een 70-jarige man met traumatische transfemorale beenamputatie. Deze man had 52 jaar gebruik gemaakt van een kokerprothese maar had inmiddels zoveel koker gerelateerde problemen dat hij in aanmerking kwam voor een botverankerde (klik)prothese. In het case report beschreef ik gedetailleerd het revalidatietraject en de verandering in fysiek functioneren met een klikprothese ten opzichte van een kokerprothese. Tijdens het schrijven van dit case report kwam ik tot de ontdekking dat er relatief weinig literatuur was over patiënten met een botverankerde prothese en daarnaast ontbrak een goed overzicht van de beschikbare literatuur. Een gedetailleerde beschrijving van het revalidatieprogramma bleek eveneens een niche in de literatuur. Dit inspireerde mij om het case report te herschrijven zodat ik het kon publiceren. Het publiceren in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift had wat meer voeten in de aarde dan ik vooraf had ingeschat. Het bleek dat een goed afgeronde opleidingsopdracht van een ander niveau was dan een publicabel stuk. Gelukkig kreeg ik goede begeleiding van mijn Radboudumc collega’s.

In masterjaar 1 moest er als individuele opdracht een systematic review geschreven worden. Een onderwerp hiervoor had ik snel gekozen. Uit mijn pre-master wist ik immers dat een overzicht van het effect van de botverankerde prothese op het fysiek functioneren ontbrak. Dit was opmerkelijk omdat de botverankerde prothese al sinds 1990 beschikbaar is voor mensen met een beenamputatie. Mensen komen in aanmerking voor zo’n prothese indien ze belemmerd worden in hun fysiek functioneren als gevolg van koker gerelateerde problemen. Tijdens het schrijven van mijn case report viel het tevens op dat fysiek functioneren op diverse manieren geëvalueerd werd door de verschillende onderzoeksgroepen. In mijn systematic review besloot ik om een overzicht te geven van het effect van een botverankerde prothese op het fysiek functioneren én van de gebruikte klinimetrie om fysiek functioneren te evalueren binnen deze populatie. Ondanks dat het publiceren van mijn case report een intensief traject was, besloot ik ook mijn review publicabel te maken. Gelukkig hoefde mijn review in mindere mate herschreven te worden dan het geval was bij mijn case report.

In masterjaar 2 stonden er twee individuele opdrachten op het programma. De eerste was het uitwerken van een onderzoeksvoorstel en de tweede het uitvoeren van het onderzoeksvoorstel. Ik besloot wederom de patiënt met een klikprothese centraal te stellen. Het schrijven van mijn case report was mede de reden om de zorg voor patiënten die een klikprothese kregen te veranderen. Vanaf 2014 zijn we de zorg systematischer gaan evalueren en registreerden we uitkomsten in een database. Deze, nog steeds groeiende database vormde de basis voor mijn afstudeerjaar. Het onderzoeksvoorstel wat ik schreef in het eerste semester was de voorbereiding voor mijn masterthesis én voor mijn derde publicabele stuk. Dit bestond uit de beschrijving van het studieprotocol voor een 5-jaar follow-up studie. Voor mijn masterthesis heb ik het gedeelte van het cohort beschreven waarvan ik een complete 1 jaar en/of 6 maanden follow-up had op het moment van afstuderen. Mijn masterthesis getiteld ‘Press-fit bone-anchored prosthesis: A prospective before-after study with one-year follow-up of patients with a lower extremity amputation’ werd bekroond met de Talma Eykman award voor de beste KGW masterthesis. Ik vond het een eer dat ik deze prijs mocht winnen en het was een mooie afsluiting van drie intensieve jaren.

Gedurende mijn opleiding tot fysiotherapiewetenschapper kwam ik er achter dat ik veel energie kreeg van het verdiepen in de literatuur en het schrijven van de verschillende manuscripten. Het feit dat in al mijn individuele producten één patiëntenpopulatie centraal stond, die ik bovendien wekelijks behandelde als fysiotherapeut, maakte het verdiepen nog meer de moeite waard. Mijn nieuw opgedane kennis kwam hierdoor direct terug in de dagelijkse praktijk zodat zowel mijn patiënten als mijn collega’s er de vruchten van plukten. Dit is mede te danken aan de opleiding KGW doordat deze goed aansluit bij de dagelijkse fysiotherapeutische praktijk. Deze studie veranderende mijn rol binnen het ziekenhuis en ik kreeg kansen om mezelf ook op andere vlakken te ontwikkelen. Zo mocht ik tijdens mijn eerste masterjaar spreken op een internationaal congres in Brisbane, Australië. Hierdoor kwam ik in contact met andere wetenschappers die zich bezig hielden met het thema ‘botverankerde prothese’. Dit leverde interessante en inspirerende gesprekken op en was tevens belangrijk voor de internationale samenwerking.

Ondanks dat het combineren van een opleiding, een baan en een gezin op sommige momenten best een uitdaging was, heeft de opleiding KGW mij veel gebracht. Ik heb me niet alleen kunnen ontwikkelen als fysiotherapiewetenschapper maar ook als mens. Het thema ‘botverankerde prothese’ heeft me niet meer los gelaten en inmiddels ben ik op dit thema aan het promoveren. De artikelen die ik schreef tijdens mijn studie zullen de eerste hoofstukken van mijn proefschrift vormen, wat natuurlijk een droomstart is van een promotietraject. Ook mijn masterthesis zal met geactualiseerde data, een onderdeel worden van mijn proefschrift.

Terugkijkend naar mijn ambities waarmee ik de opleiding KGW begonnen was, had ik nooit verwacht dat deze studie zou uitmonden in een promotietraject. Ik had ‘slechts’ als doel een betere fysiotherapeut worden. Wat mij betreft is de opleiding KGW echt ‘life-changing’.

 

Peer-reviewed publicaties
Leijendekkers RA, van Hinte G, Frölke JP, van de Meent H, Nijhuis-van der Sanden MW, Staal JB. Comparison of bone-anchored prostheses and socket prostheses for patients with a lower extremity amputation: a systematic review. Disabil Rehabil. 2017 Jun;39(11):1045-1058. doi: 10.1080/09638288.2016.1186752. Epub 2016 Aug 5.
Leijendekkers RA, Staal JB, van Hinte G, Frölke JP, van de Meent H, Atsma F, Nijhuis-van der Sanden MW, Hoogeboom TJ. Long-term outcomes following lower extremity press-fit bone-anchored prosthesis surgery: a 5-year longitudinal study protocol. BMC Musculoskelet Disord. 2016 Nov 22;17(1):484.
Leijendekkers RA, van Hinte G, Nijhuis-van der Sanden MW, Staal JB. Gait rehabilitation for a patient with an osseointegrated prosthesis following transfemoral amputation. Physiother Theory Pract. 2017 Feb;33(2):147-161. doi: 0.1080/09593985.2016.1265620. Epub 2017 Jan 3.
Frölke JP, Leijendekkers RA, van de Meent H. Osseointegrated prosthesis for patients with an amputation: Multidisciplinary team approach in the Netherlands. Unfallchirurg. 2017 Apr;120(4):293-299. doi: 10.1007/s00113-016-0302-1.
Leijendekkers RA, Hinte GV, Sman AD, Staal JB, Nijhuis-van der Sanden MWG, Hoogeboom TJ. Clinimetric properties of hip abduction strength measurements obtained using a handheld dynamometer in individuals with a lower extremity amputation. PLoS One. 2017 Jun 22;12(6):e0179887. doi: 10.1371/journal.pone.0179887. eCollection 2017.
Atallah R, Li JJ, Lu W, Leijendekkers R, Frölke JP, Al Muderis M. Osseointegrated Transtibial Implants in Patients with Peripheral Vascular Disease: A Multicenter Case Series of 5 Patients with 1-Year Follow-up. J Bone Joint Surg Am. 2017 Sep 20;99(18):1516-1523. doi: 10.2106/JBJS.16.01295.
Leijendekkers RA, Marra M, Ploegmakers M, Van Hinte G, Frölke JP, Van de Meent H, Staal JB, Hoogeboom TJ, Verdonschot N. Magnetic resonance imaging based three-dimensional muscle reconstruction of hip abductor muscle volume in a person with a transfemoral bone-anchored prosthesis: a feasibility study. Physiother Theory Pract. [Accepted]

Conference proceedings
Ruud A. Leijendekkers, Marco A. Marra, Marieke J.M. Ploegmakers, Gerben van Hinte, Jan Paul Frölke, Hendrik van de Meent, J. Bart Staal, Thomas J. Hoogeboom, Nico J.J. Verdonschot. Three-dimensional magnetic resonance imaging reconstruction of hip abductor muscle volume in a patient with a transfemoral prosthesis: a feasibility study. International Society for Prosthetics and Orthotics. Conference: ISPO World Congress 2017. Cape Town South Africa. Conference Publication: (var.pagings). paper number 087 (pp 53-54), May 2017. http://www.ispo2017.org/wp-content/uploads/2017/05/World-Congress-2017-Abstract-Book.pdf
Ruud A. Leijendekkers, Gerben van Hinte, J. Bart Staal, Jan Paul Frölke, Hendrik van de Meent, Maria W.G. Nijhuis-van der Sanden, Thomas J. Hoogeboom. One-year follow-up outcomes following lower extremity press-fit bone-anchored prosthesis surgery: a before-after study. International Society for Prosthetics and Orthotics. Conference: ISPO World Congress 2017. Cape Town, South Africa. Conference Publication: (var.pagings). paper number 088 (pp 55-56), May 2017. http://www.ispo2017.org/wp-content/uploads/2017/05/World-Congress-2017-Abstract-Book.pdf
Robin Atallah, William Lu, Jiao Jiao Li, Ruud Leijendekkers, Jan Paul Frölke, Munjed Al Muderis. Osseointegrated implants in patients with peripheral vascular disease: a case series of 4 patients. International Society for Prosthetics and Orthotics. Conference: ISPO World Congress 2017. Cape Town, South Africa. Conference Publication: (var.pagings). paper number 249 (pp 156), May 2017. http://www.ispo2017.org/wp-content/uploads/2017/05/World-Congress-2017-Abstract-Book.pdf
Ruud A. Leijendekkers, Marco A. Marra, Marieke J.M. Ploegmakers, Gerben van Hinte, Jan Paul Frölke, Hendrik van de Meent, J. Bart Staal, Thomas J. Hoogeboom, Nico J.J. Verdonschot. Three-dimensional magnetic resonance imaging reconstruction of hip abductor muscle volume in a patient with a transfemoral prosthesis: a feasibility study. Conference: World Confederation for Physical Therapy World Congress 2017. Cape Town, South Africa. Conference Publication: Number: RR-PO-16-16-SUN, July 2017. http://www.abstractstosubmit.com/wcpt2017/abstracts/

Overige publicaties
Charlotte Bockting, Gerben van Hinte, Shanna Bloemen, Ruud Leijendekkers. Fantoompijn na een beenamputatie. Nurse Academy, 2017 juni: volume 2. https://www.nurseacademy.nl/
Ria Nijhuis-van der Sanden, Frank Hofmans, Marlou Essink, Thomas Hoogeboom, Karin Felten-Barentsz, Ruud Leijendekkers, Hans Kerstens. Fysiotherapie in het Radboudumc: Regie bij de patiënt. FysioPraxis, 2017 juni: pp 18-21. https://www.kngf.nl/vakgebied/vakinhoud/fysiopraxis-juni-2017.html

Gastcolumn Prof. Dr. Paul Helders: De Markt

Dit jaar is de eerste nieuwe editie in de rubriek “Gastcolumn van de hoogleraar” geschreven door erelid van Scientia Fundus prof.dr. Paul Helders. Periodiek schrijft een hoogleraar (met als werkgebied fysiotherapiewetenschap) een column voor onze website. 

DE MARKT

Het marktdenken is diep geworteld in Nederland, ook in de zorg. Steeds meer zorgverleners profileren zich als zorgondernemer. Ze hebben een missie en willen hun product tegen een concurrerende prijs ‘in de markt zetten.’  In de zorg voor het kind heb ik daar de effecten van gezien. Of we dat in ons land écht willen vraag ik me in alle ernst af.

In de discussie over het streven van veel ouders naar het perfecte kind, de zogenaamde hyperouder, speelt de zorg als opdringerige markt een onderbelichte rol. Bij mijn vertrek als hoogleraar Klinische Gezondheidswetenschappen, in het bijzonder de Kinderfysiotherapie, hield ik een pleidooi om kinderen meer met rust te laten. In mijn dertigjarige praktijk zag ik met regelmaat kinderen langskomen met allerlei klachtjes, soms alleen verwoord door de ouders, maar waar na gedegen onderzoek in de meerderheid van de gevallen eigenlijk niets aan de hand bleek. Kinderen met een beetje van dit en een beetje van dat, die veelal therapie kregen om al die beetjes te behandelen. Kinderen die gewoon voetbalden, hockeyden, op vioolles zaten, en allerlei andere dingen deden. Soms met zo’n hoge intensiteit dat ze een agenda bijhielden…. Opgefokte, drukke kindertjes met overbezorgde, vaak angstige, goed opgeleide ouders.

Alles moet uit de kast worden gehaald om de oorzaak van het probleem vast te stellen en het daarna te behandelen.
Ouders die alles doen om ieder gevoel van onbehagen of ‘on-geluk’ uit het leven van hun kind te bannen. Het kinderleven is een aaneenschakeling van fijne, leuke momenten en plezierige ervaringen…’Wat voor leuks zullen we vandaag eens gaan doen’ is in die gezinnen de hamvraag.

Tot voor enige decennia ging je met je kind naar de huisarts wanneer je onraad vermoedde. Hij of zij bepaalde na een oriënterend onderzoek of er verder onderzoek of een therapie nodig was. In het kader van voorkomen is beter dan genezen ging je met je kind meerdere malen naar de consultatiebureau dokter en schoolarts, thans jeugdarts geheten, die zorgden voor de vaccinaties en het kind screenden op ontwikkelingsstoornissen en op nog onontdekte medische problemen. Dan dringt het marktdenken in de zorg door. Nu staat er vanaf de geboorte het “witte leger” klaar. Op jacht naar de ouders van de ‘huilbaby’, de scheve baby, de slome baby, de drukke baby…

Ook de school is aan de tucht van het marktdenken onderworpen. De politiek vond dat er een leerlingvolgsysteem moest komen. Het volgsysteem legt door het herhaald testen en meten de eventuele problemen van de leerling bloot. De markt is er om ze op te lossen. Veel op papier vastleggen is het gevolg. Alles vanuit het idee dat wanneer je maar veel opschrijft de werkelijkheid steeds beter onder controle komt….. Scholen veranderen van onderwijs- in pseudozorginstellingen.

Het vroege opsporen van ontwikkelings-, leer- en gedragsstoornissen heeft de boventoon. Voor dat proces zijn natuurlijk managers nodig om de enorme papier- en rapportagemachine goed draaiende te houden. Hier niet het marktdenken, maar de daarmee gepaard gaande bureaucratie slokt op school de tijd op die eerst aan kind en leerproces werd besteed….

In de opleidingen en bij de organisaties van zorgberoepen uit zich het marktdenken in een verandering van opleiden en praktijkvoeren. Naast beroepsinhoud krijgt nu ook het ondernemerschap aandacht. Transparantie, ‘brand-management’, product typering, marketing, in de markt zetten, concurrentie, en zorg als product zijn gevleugelde begrippen. In Nederland kennen maar een paar studierichtingen een studentenstop. Bij een nagenoeg volledige onderwijsvrijheid worden er onbeperkte aantallen studenten opgeleid tot wat je maar wilt. Onderwijs als product. Niet de behoefte, maar het aanbod van het ‘product’ bepaalt.

Gevolg? Een land propvol met zorgverleners. Allemaal op zoek naar een niche, naar een eigen plekje in de zorgmarkt.
Alleen hij of zij met het beste product tegen de laagste kostprijs overleeft. Er moet immers concurrentie zijn; de klant moet kunnen kiezen. Tussen wat of wie, uit welke producten, of ze wel nodig of gewenst zijn of niet, daar maakt niemand zich druk over. De zorgmarkt bepaalt alles. De zorgmarkt reguleert zich immers zelf. En zo ontstaat er een stuwmeer aan hulpverleners, van regulier en complementair tot volstrekte kwakzalverij die voor alle (vaak vermeende) problemen een therapeutische oplossing hebben. De markt speelt prachtig in op de onzekere, twijfelende en zoekende jonge ouders. Voor alle ditjes en datjes bestaat er een therapie. Het maakbare kind; het afwentelen van ieder onbehagen en on-geluk….

De school is voor deze hulpverleners een schier onuitputtelijke markt. Waar de meester en de juf geen tijd meer hebben om die dingen te doen die ze vroeger deden, kinderen fatsoenlijk leren schrijven bijvoorbeeld, neemt de schrijf-therapeut deze taak over. De onderwijzers zijn druk bezig met het leerlingvolgsysteem, met het opsporen van dyslexie, ADHD, het vergaderen met de schooladviesdiensten over rugzak indicaties….
De therapeuten hebben het er zo druk mee dat ze op de school zijn gaan werken. Dicht bij de markt, dicht bij de klant. En zo kan het gebeuren dat je als ouders een brief thuis krijgt van een therapeut die je vertelt dat je kind niet zo goed hinkelt, niet zo handig met de bal speelt, niet stil zit, lispelt, te hard rent, zo snel is afgeleid, onduidelijk praat,  onrustig is, strak zijn pen vasthoudt, en ….natuurlijk daarvoor therapie nodig heeft. Ook dat is marktdenken: je wacht niet tot de klant aangeeft een product nodig te hebben, je dringt het op. De strot afduwen heette dat vroeger.

Men mag van een onderwijsinspectie verwachten dat de kinderen op school worden gevrijwaard van allerlei ge-screen en ge-therapie. Kinderen gaan naar school om iets te leren en niet om behandelt te worden voor weet ik wat. En als dat al zou moeten, dan alleen op grond van een goede medische indicatie, met medeweten en goedvinden van de ouders, met een doelstelling en een vooraf bepaalde tijdsduur en in samenspraak met jeugdarts of huisarts. Geen eindeloos behandelen omdat het ‘dankzij de therapie’ nu toch zo goed gaat ……

En de markt? Ach, daar koop je prima vis en groente, maar daar ga je niet naar toe wanneer je hulp nodig hebt. Zorg als product bestaat niet, dat is een verzonnen gedrocht.  Zorg is een humane interactie tussen betrokken mensen; daar hoort geen commercie tussen te staan.

Prof. Dr. Paul J. M. Helders
Medisch fysioloog en kinderfysiotherapeut
Emeritus hoogleraar Klinische Gezondheidswetenschappen,
Faculteit Geneeskunde,
Universiteit Utrecht.

Met Fysiotherapiewetenschap kom je nog eens ergens – het verhaal van Teddy Oosterhuis

Door: Teddy Oosterhuis PhD

Eind 2005, een flyer in de Beweegreden, vakblad voor oefentherapeuten, over de opleiding Fysiotherapiewetenschap. De studie leek interessant omdat ik al tijden op zoek was naar een betere onderbouwing van het vak. Na een kennismakingsgesprek en meeloopdag in het voorjaar van 2006 startte ik in september van dat jaar met de premaster. Drie jaar, vele inspirerende vrijdagen, en een afstudeerstage bij het National Ageing Research Institute in Melbourne later, heb ik de master afgerond. Enkele maanden nadat ik was afgestudeerd, begon ik naast mijn werk als oefentherapeut als junior onderzoeker bij het NIVEL. Hier ontwikkelde ik een vragenlijst om het perspectief van patiënten te meten op de kwaliteit van zorg, de zogenaamde CQ Index, voor mensen met chronisch hartfalen. Daarna werkte ik mee aan de CQ Index hoortoestellen en voerde ik de analyses uit voor de CQ Index reumatische aandoeningen.

In 2011 kon ik beginnen met een promotieonderzoek op het gebied van oefentherapie, bij het EMGO Instituut, afdeling Gezondheidswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. Het ging om een full-time aanstelling als AIO (assistent in opleiding, ofwel promovendus). Ik heb de knoop doorgehakt en ben gestopt met mijn praktijk, die ik in 1995 was begonnen. Het onderzoek betrof onder andere een RCT en economische evaluatie van revalideren na een lumbale herniaoperatie, het REALISE onderzoek. Mijn promotoren waren Raymond Ostelo en Maurits van Tulder. Ik had artikelen van hen beiden gebruikt als referenties voor mijn systematische review in het eerste masterjaar over therapietrouw bij oefenprogramma’s voor lage rugklachten, en nu kreeg ik de kans veel van ze te leren over epidemiologisch onderzoek. De REALISE trial is opgezet in samenwerking met het LUMC, waar de derde promotor vandaan kwam, Wilco Peul. Samen met een team van research verpleegkundigen van het LUMC voerden we de RCT uit in tien ziekenhuizen in Noord- en Zuid-Holland. De neurochirurgen vroegen patiënten die in aanmerking kwamen voor een lumbale herniaoperatie om deel te nemen aan het REALISE onderzoek. Dat betekende heen en weer reizen tussen de VU, het LUMC en de tien ziekenhuizen, om contact te houden met vooral de neurochirurgen en poliklinieken maar ook de fysiotherapeuten en verpleegkundigen. De behandeling werd gegeven door fysio- en oefentherapeuten in de verzorgingsgebieden van de ziekenhuizen, en dat leidde tot een netwerk van uiteindelijk ruim 200 eerstelijns praktijken. Naast deze trial heb ik nog twee Cochrane reviews geschreven: een update van de review over revalideren na een lumbale herniaoperatie, en een over oefentherapie bij acute lage rugklachten. Ondertussen werd een artikel gepubliceerd gebaseerd op mijn FW afstudeeronderzoek. Vanwege mijn belangstelling voor therapietrouw heb ik nog twee onderzoeken opgezet over dit onderwerp. De bedoeling was een secundaire data-analyse te doen van een elders uitgevoerde trial. Helaas bleek de dataset niet compleet waardoor de geplande analyses niet mogelijk waren. Daarom werd dit project afgeblazen. Een tweede project ging wel door: een kwalitatieve studie op basis van individuele interviews onder deelnemers van de interventiegroep van de REALISE trial. Ik heb de deelnemers gevraagd naar hun ervaringen met de interventie. Daarbij ging het vooral over de belemmerende en bevorderende factoren ten aanzien van het thuis doen van oefeningen en volgen van adviezen over onder andere het geleidelijk uitbreiden van dagelijkse activiteiten.

Tijdens mijn promotieonderzoek heb ik de opleiding tot epidemioloog afgerond, dat betekent dat ik grotendeels de master epidemiologie (EpidM) van het VUmc heb gevolgd. Deze master was voor mij deels een herhaling van FW, en een aanvulling op de al bekende statistiek. Er was veel aandacht voor regressieanalyse en als keuzevakken volgde ik onder andere de cursussen multilevelanalyse en kosteneffectiviteitsanalyse. Als AIO heb ik ook presentaties gegeven op diverse buitenlandse congressen. Het International Forum on Back Pain Research in Primary Care, later omgedoopt tot het International Back & Neck Pain Forum, was hét congres voor mijn onderzoeksgebied. Tijdens de editie in Odense, Denemarken, had ik een poster over het design van de REALISE trial. In Campos do Jordão, Brazilië, presenteerde ik de review over revalideren na een herniaoperatie en op een Cochrane meeting aldaar de voortgang van de review over acute lage rugklachten. In Buxton, Engeland, een poster over diezelfde review en een presentatie over de resultaten van de REALISE trial en economische evaluatie.

Vervolgens werkte ik als post-doc bij het Coronel Instituut voor arbeid en gezondheid van het AMC, in Amsterdam. Ondertussen rondde ik mijn proefschrift af. Bij het Coronel Instituut voerde ik diverse reviews uit, allemaal over het lumbosacraal radiculair syndroom. Onder andere over de effectiviteit van interventies ten aanzien van werkparticipatie en prognostische factoren voor terugkeer naar werk. Na het afronden van de post-doc was het dan tijd voor de verdediging van mijn proefschrift en promotie. En behalve dat ik, als FW-er, op het podium stond, was daar ook Cindy Veenhof, hoogleraar Fysiotherapiewetenschap, aanwezig als een van de opponenten.

Een paar uur na de promotie vertrok ik naar Melbourne. Na 8 jaar was ik terug in de stad waar ik mijn afstudeerstage had gedaan! Daar presenteerde ik op een congres de kwalitatieve studie, de laatste studie van mijn promotietraject. Verder had ik overleggen bij het Australian Institute of Musculoskeletal Science en bij Monash University over mogelijkheden om samen te werken, en gaf ik een presentatie over het REALISE onderzoek voor fysiotherapeuten in het ziekenhuis van Austin Health. Ook bezocht ik een oud-collega van mijn afstudeerstage bij het Florey Institute of Neuroscience and Mental Health. Daar ontmoette ik ook Sharon Kramer, FW-er, en werkzaam als promovendus bij the Florey. Na thuiskomst ben ik begonnen met mijn nieuwe baan als literatuuronderzoeker bij de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, waar ik werk aan de ontwikkeling van richtlijnen. Dat betekent dus wederom het uitvoeren van systematische reviews. De zoveelste, na die eerste review in masterjaar 1.

Proefschrift beschikbaar via dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/54632

Peer-reviewed publicaties

  1. Rubinstein SM, van Eekelen R, Oosterhuis T, de Boer MR, Ostelo RW, van Tulder MW. The Risk of Bias and Sample Size of Trials of Spinal Manipulative Therapy for Low Back and Neck Pain: Analysis and Recommendations. J Manipulative Physiol Ther. 2014 Sep 3. pii: S0161-4754(14)00123-7
  2. Oosterhuis T, Costa LO, Maher CG, de Vet HC, van Tulder MW, Ostelo RW. Rehabilitation after lumbar disc surgery. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Mar 14;3:CD003007
  3. Russell M, Hill K, Day L, Oosterhuis T, Blackberry I, Dharmage SC. Predictors of long-term function in older community-dwelling people who have presented to an emergency department after a fall: A cohort study. Australas J Ageing. 2014 Jan 2.
  4. Oosterhuis T, van Tulder M, Peul W, Bosmans J, Vleggeert-Lankamp C, Smakman L, Arts M, Ostelo R. Effectiveness and cost-effectiveness of rehabilitation after lumbar disc surgery (REALISE): design of a randomised controlled trial. BMC Musculoskelet Disord. 2013 Apr 5;14:124

Nederlandse publicaties

  1. Oosterhuis T. Revalidatie na een lumbale herniaoperatie. Oefentherapie pas na onvoldoende herstel. Fysiopraxis, 2016 Nov:34-35
  2. Oosterhuis T, Delnoij DMJ, Kortenhoeven PJ, Sibma TS, Geurts MAW, Jansen TLTA, Linssen A, Rademakers JJDJM. De CQ-index reumatische aandoeningen: hanteerbaar en geschikt voor visitatie? Nederlands Tijdschrift voor Reumatologie, 15(2011)2:38-44.

Conference proceedings

  1. Oosterhuis T, Westerman J, Suman A, Ostelo RW, van Tulder MW. Exercise regimens and physical activity after lumbar discectomy: Facilitators and barriers. J Sci Med Sport. 2017;20:e14
  2. Oosterhuis T, Costa LO, Maher CG, de Vet HC, van Tulder MW, Ostelo RW. Rehabilitation after lumbar disc surgery – an update Cochrane review. Physiotherapy. 2015;101 (Suppl 1):e1158-59

Overige publicaties

  1. Oosterhuis T, Smaardijk V, Kuijer P, Hoving J, Frings-Dresen M. Wetenschappelijke kenns en inzichten lumbosacraal radiculair syndroom. Amsterdam: Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, AMC; 2016
  2. Oosterhuis T, Triemstra M, Rademakers J. CQ-index Hartfalen: meetinstrumentontwikkeling. Ervaringen met de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van mensen met chronisch hartfalen. Utrecht: NIVEL; 2010.
  3. Booij JC, Sibma T, Oosterhuis T, van der Hoek LS, Rademakers J, Hendriks M, Delnoij D, van Lynden A. CQ-index hoortoestellen 2010: psychometrische eigenschappen en het discriminerend vermogen. Utrecht: NIVEL; 2011