Gastcolumn Prof. Dr. Paul Helders: De Markt

Dit jaar is de eerste nieuwe editie in de rubriek “Gastcolumn van de hoogleraar” geschreven door erelid van Scientia Fundus prof.dr. Paul Helders. Periodiek schrijft een hoogleraar (met als werkgebied fysiotherapiewetenschap) een column voor onze website. 

DE MARKT

Het marktdenken is diep geworteld in Nederland, ook in de zorg. Steeds meer zorgverleners profileren zich als zorgondernemer. Ze hebben een missie en willen hun product tegen een concurrerende prijs ‘in de markt zetten.’  In de zorg voor het kind heb ik daar de effecten van gezien. Of we dat in ons land écht willen vraag ik me in alle ernst af.

In de discussie over het streven van veel ouders naar het perfecte kind, de zogenaamde hyperouder, speelt de zorg als opdringerige markt een onderbelichte rol. Bij mijn vertrek als hoogleraar Klinische Gezondheidswetenschappen, in het bijzonder de Kinderfysiotherapie, hield ik een pleidooi om kinderen meer met rust te laten. In mijn dertigjarige praktijk zag ik met regelmaat kinderen langskomen met allerlei klachtjes, soms alleen verwoord door de ouders, maar waar na gedegen onderzoek in de meerderheid van de gevallen eigenlijk niets aan de hand bleek. Kinderen met een beetje van dit en een beetje van dat, die veelal therapie kregen om al die beetjes te behandelen. Kinderen die gewoon voetbalden, hockeyden, op vioolles zaten, en allerlei andere dingen deden. Soms met zo’n hoge intensiteit dat ze een agenda bijhielden…. Opgefokte, drukke kindertjes met overbezorgde, vaak angstige, goed opgeleide ouders.

Alles moet uit de kast worden gehaald om de oorzaak van het probleem vast te stellen en het daarna te behandelen.
Ouders die alles doen om ieder gevoel van onbehagen of ‘on-geluk’ uit het leven van hun kind te bannen. Het kinderleven is een aaneenschakeling van fijne, leuke momenten en plezierige ervaringen…’Wat voor leuks zullen we vandaag eens gaan doen’ is in die gezinnen de hamvraag.

Tot voor enige decennia ging je met je kind naar de huisarts wanneer je onraad vermoedde. Hij of zij bepaalde na een oriënterend onderzoek of er verder onderzoek of een therapie nodig was. In het kader van voorkomen is beter dan genezen ging je met je kind meerdere malen naar de consultatiebureau dokter en schoolarts, thans jeugdarts geheten, die zorgden voor de vaccinaties en het kind screenden op ontwikkelingsstoornissen en op nog onontdekte medische problemen. Dan dringt het marktdenken in de zorg door. Nu staat er vanaf de geboorte het “witte leger” klaar. Op jacht naar de ouders van de ‘huilbaby’, de scheve baby, de slome baby, de drukke baby…

Ook de school is aan de tucht van het marktdenken onderworpen. De politiek vond dat er een leerlingvolgsysteem moest komen. Het volgsysteem legt door het herhaald testen en meten de eventuele problemen van de leerling bloot. De markt is er om ze op te lossen. Veel op papier vastleggen is het gevolg. Alles vanuit het idee dat wanneer je maar veel opschrijft de werkelijkheid steeds beter onder controle komt….. Scholen veranderen van onderwijs- in pseudozorginstellingen.

Het vroege opsporen van ontwikkelings-, leer- en gedragsstoornissen heeft de boventoon. Voor dat proces zijn natuurlijk managers nodig om de enorme papier- en rapportagemachine goed draaiende te houden. Hier niet het marktdenken, maar de daarmee gepaard gaande bureaucratie slokt op school de tijd op die eerst aan kind en leerproces werd besteed….

In de opleidingen en bij de organisaties van zorgberoepen uit zich het marktdenken in een verandering van opleiden en praktijkvoeren. Naast beroepsinhoud krijgt nu ook het ondernemerschap aandacht. Transparantie, ‘brand-management’, product typering, marketing, in de markt zetten, concurrentie, en zorg als product zijn gevleugelde begrippen. In Nederland kennen maar een paar studierichtingen een studentenstop. Bij een nagenoeg volledige onderwijsvrijheid worden er onbeperkte aantallen studenten opgeleid tot wat je maar wilt. Onderwijs als product. Niet de behoefte, maar het aanbod van het ‘product’ bepaalt.

Gevolg? Een land propvol met zorgverleners. Allemaal op zoek naar een niche, naar een eigen plekje in de zorgmarkt.
Alleen hij of zij met het beste product tegen de laagste kostprijs overleeft. Er moet immers concurrentie zijn; de klant moet kunnen kiezen. Tussen wat of wie, uit welke producten, of ze wel nodig of gewenst zijn of niet, daar maakt niemand zich druk over. De zorgmarkt bepaalt alles. De zorgmarkt reguleert zich immers zelf. En zo ontstaat er een stuwmeer aan hulpverleners, van regulier en complementair tot volstrekte kwakzalverij die voor alle (vaak vermeende) problemen een therapeutische oplossing hebben. De markt speelt prachtig in op de onzekere, twijfelende en zoekende jonge ouders. Voor alle ditjes en datjes bestaat er een therapie. Het maakbare kind; het afwentelen van ieder onbehagen en on-geluk….

De school is voor deze hulpverleners een schier onuitputtelijke markt. Waar de meester en de juf geen tijd meer hebben om die dingen te doen die ze vroeger deden, kinderen fatsoenlijk leren schrijven bijvoorbeeld, neemt de schrijf-therapeut deze taak over. De onderwijzers zijn druk bezig met het leerlingvolgsysteem, met het opsporen van dyslexie, ADHD, het vergaderen met de schooladviesdiensten over rugzak indicaties….
De therapeuten hebben het er zo druk mee dat ze op de school zijn gaan werken. Dicht bij de markt, dicht bij de klant. En zo kan het gebeuren dat je als ouders een brief thuis krijgt van een therapeut die je vertelt dat je kind niet zo goed hinkelt, niet zo handig met de bal speelt, niet stil zit, lispelt, te hard rent, zo snel is afgeleid, onduidelijk praat,  onrustig is, strak zijn pen vasthoudt, en ….natuurlijk daarvoor therapie nodig heeft. Ook dat is marktdenken: je wacht niet tot de klant aangeeft een product nodig te hebben, je dringt het op. De strot afduwen heette dat vroeger.

Men mag van een onderwijsinspectie verwachten dat de kinderen op school worden gevrijwaard van allerlei ge-screen en ge-therapie. Kinderen gaan naar school om iets te leren en niet om behandelt te worden voor weet ik wat. En als dat al zou moeten, dan alleen op grond van een goede medische indicatie, met medeweten en goedvinden van de ouders, met een doelstelling en een vooraf bepaalde tijdsduur en in samenspraak met jeugdarts of huisarts. Geen eindeloos behandelen omdat het ‘dankzij de therapie’ nu toch zo goed gaat ……

En de markt? Ach, daar koop je prima vis en groente, maar daar ga je niet naar toe wanneer je hulp nodig hebt. Zorg als product bestaat niet, dat is een verzonnen gedrocht.  Zorg is een humane interactie tussen betrokken mensen; daar hoort geen commercie tussen te staan.

Prof. Dr. Paul J. M. Helders
Medisch fysioloog en kinderfysiotherapeut
Emeritus hoogleraar Klinische Gezondheidswetenschappen,
Faculteit Geneeskunde,
Universiteit Utrecht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *